Aanraakbewegingen voor de ALPS-touchpad

U kunt verticaal en horizontaal schuiven.

Klik op het venster of het item dat u wilt schuiven en schuif uw vinger omhoog of omlaag langs de rechterrand van de TouchPad om verticaal te schuiven. Schuif uw vinger naar links of rechts langs de onderkant van de TouchPad om horizontaal te schuiven.

Als schuiven niet reageert, moet u controleren of het bijbehorende selectievakje is geselecteerd en of het venster of het item waarop u hebt geklikt, schuifbaar is. Als u nog steeds problemen ondervindt, controleer dan de instellingen van het schuifgebied.

Met de schuifbeweging van twee vingers kunt u verticaal of horizontaal schuiven en starten vanaf een willekeurige locatie op de TouchPad. Plaats twee vingers op de TouchPad en schuif deze in de gewenste richting. U hoeft niet in het schuifgebied te staan om te kunnen schuiven.

U gebruikt als volgt een schuifbeweging met twee vingers:

1. Plaats twee vingers op het oppervlak van de TouchPad. De vingers moeten een beetje van elkaar worden gescheiden.
2. Gebruik een rechte continue beweging om beide vingers in de gewenste richting te schuiven.
3. Til de vingers omhoog van het TouchPad om te stoppen met schuiven.

De knijpbeweging geeft zoomfunctionaliteit aan veel applicaties. U kunt de knijpbeweging gebruiken om dezelfde functies uit te voeren die een schuifwiel uitvoert bij standaard Windows-applicaties die de zoomfunctie van CTRL + muiswiel ondersteunen.

Om deze functie in te schakelen, schakelt u het selectievakje Pinch Zoom in. U gebruikt als volgt een knijpbeweging voor inzoomen:

1. Plaats twee vingers op het oppervlak van de TouchPad.
2. Schuif de vingers verder uit elkaar om in te zoomen of schuif de vingers dichter bij elkaar om uit te zoomen. Voor de beste zoomfunctie moet u uw vingertoppen gebruiken.

Met de functie draaien kan de gebruiker foto's en andere items in stappen van 90 graden draaien met een vloeiende, cirkelvormige beweging. Ondersteuning voor zowel rechts- als linkshandige bediening. U gebruikt als volgt een draaibeweging:

1. Plaats twee gescheiden vingers op de TouchPad. Houd één vinger in een vaste positie en beweeg de andere vinger in een gebogen beweging terwijl u een gelijkmatige vingerafstand behoudt.
2. De linker boogbeweging initieert een rotatie naar links. De rechter boogbeweging initieert een rotatie naar rechts. Het gebaar eindigt wanneer beide vingers van de touchpad worden gehaald.

De applicatie My Favorites biedt een snelkoppeling voor het starten van een specifieke applicatie.

Om deze functie in te schakelen, schakelt u het selectievakje Enable My Favorites in. Klik op de knop Configure om de applicaties aan te passen die worden gestart. U gebruikt deze beweging als volgt:

1. Plaats drie vingers op het oppervlak van de TouchPad. Zorg ervoor dat er een kleine ruimte tussen de vingers zit.
2. Houd uw vingers stil tot de applicatie wordt gestart.
3. Til uw vingers omhoog van de TouchPad.

De veegbeweging verbetert de navigatie voor verschillende applicaties. U kunt de veegbewegingen gebruiken voor surfen op het internet of bladeren door foto's in een fotoviewer-venster. U kunt de veegbeweging ook gebruiken om de diavoorstellingsmodus te openen of te sluiten.

Om deze functie in te schakelen, schakelt u het selectievakje Enable Flick in. U gebruikt de veegbeweging voor navigatie als volgt:

1. Plaats drie vingers op het oppervlak van de TouchPad. Zorg ervoor dat er een kleine ruimte tussen de vingers zit.
2. Beweeg uw vingers in een lineaire continue beweging in de gewenste richting, waarbij u van de ene kant van de TouchPad naar de andere zijde gaat.
3. Door uw vingers horizontaal naar het linker- of rechterdeelvenster te schuiven, wordt de pagina naar voren of naar achteren verplaatst in een fotoviewer of een internetbrowservenster.

U gebruikt de veegbeweging voor de diavoorstellingsmodus als volgt:

1. Schuif uw vingers omhoog om de diavoorstellingsmodus te starten.
2. Schuif uw vingers omlaag om de diavoorstellingsmodus af te sluiten.

Het diagram aan de linkerkant vertegenwoordigt het oppervlak van de TouchPad. Het gearceerde gebied in de diagrammen toont de schuifgebieden op het TouchPad-oppervlak.

Wanneer u uw vinger op de TouchPad plaatst, verschijnen er pijlen langs de rand van het TouchPad-diagram om de positie van uw vinger te tonen. Als uw vinger zich bevindt in een actief schuifgebied op de TouchPad, zal het bijbehorende schuifgebied in het diagram een effen kleur krijgen. U kunt de schuifgebieden groter of kleiner maken door een van de kleine zwarte vierkanten op de rand van het gearceerde gebied te verslepen.

Als u problemen ondervindt bij het schuiven, moet u het schuifgebied groter maken door de randen van het gearceerde gebied naar binnen te verplaatsen. Als u merkt dat het schuiven te makkelijk wordt geactiveerd, kunt u proberen om het schuifgebied kleiner te maken.

Als de schuifgebieden grijs zijn en niet kunnen worden aangepast, moet u ervoor zorgen dat de scrollingfunctie is ingeschakeld. U schakelt schuiven als volgt in:

1. Selecteer Scrolling in de menustructuur aan de linkerkant.
2. Selecteer de gewenste schuifmethode en schakel verticaal of horizontaal schuiven in.