Van toepassing op:
Switch(es) – PowerConnect 62xx/8024/8024F
Storageplatform(s) - Dell EqualLogic PS-reeks, Dell PowerVault MD32xxi/MD36xxi
Auteur:
Naveen Iyengar
Probleem:
Hoe configureer ik de aanbevolen switchinstellingen voor IP-SAN?
Oplossing:
Dit artikel biedt richtlijnen voor het configureren van de aanbevolen instellingen op de Dell PowerConnect-switches voor IP-SAN-omgevingen die bestaan uit Dell EqualLogic of Dell PowerVault MD32xxi/MD36xxi iSCSI-storage-arrays.
Opmerking: Dell raadt het gebruik van speciale switches voor iSCSI-verkeer aan.
Switchconfiguratie PowerConnect 62xx/8024/8024F
De switch moet in ‘geprivilegieerde’ modus worden geplaatst om de aanbevolen configuratiestappen uit te voeren. Gebruik de volgende opdracht om de 'geprivilegieerde’ modus te activeren:
console> enable
console#
Opmerking: Mogelijk wordt u gevraagd om een wachtwoord na het verzenden van deze activeringsopdracht.
De switch moet in de configuratiemodus worden geplaatst voordat enige configuratiestappen kunnen worden uitgevoerd. Om de configuratiemodus te activeren, moet de volgende opdracht worden ingevoerd:
console# configure
console(config)#
Bij de instructies in dit artikel worden de opdrachten van de opdrachtregelinterface (CLI) gebruikt voor de configuratie van een PowerConnect-switch. Raadpleeg de Dell Support website voor de meest recente documentatie als de webinterface de voorkeur heeft.
Conventies interfacenamen
De conventies voor interfacenamen binnen de Dell PowerConnect 62xx/8024/8024F-familie van switches zijn als volgt:
- Unit#/Interface-ID - elke interface wordt geïdentificeerd door het unitnummer, gevolgd door een / en vervolgens de interface-ID (zie hieronder). Zo staat 2/g10 bijvoorbeeld voor gigabitpoort 10 binnen de tweede unit van een stapel.
- Unit# - het unitnummer wordt alleen gebruikt in een gestapelde oplossing, waarbij een aantal switches worden gestapeld om een virtueel apparaat te vormen. In dit geval staat het unitnummer voor de fysieke apparaat-ID binnen de stapel.
- Interface-ID - wordt gevormd door het type interface, gevolgd door het nummer van de interface. Er is momenteel een vooraf gedefinieerde lijst met interfacetypen (zie hieronder). Wanneer extra interfacetypen worden gedefinieerd, moeten zij worden geregistreerd bij Dell. Zo staat 2/g10 bijvoorbeeld voor de gigabitpoort 10 op de tweede unit.
- Interfacetypen - de volgende interfacetypen worden gedefinieerd in de switches uit de 62xx/8024/8024F-reeks:
- g - gigabit-ethernet-poort (bijvoorbeeld 1/g2 is de gigabit-ethernet-poort 2).
- g - 10 gigabit-ethernet-poort (bijvoorbeeld 1/xg2 is de 10 gigabit-ethernet-poort 2).
De optie PortFast inschakelen om Spanning Tree Protocol (STP) Edge-poorten te configureren
Het is raadzaam om het Spanning Tree Protocol (STP) uit te schakelen op de switchpoorten die eindknooppunten (iSCSI-initiators en storage-array-netwerkinterfaces) verbinden. Als u besluit om STP wel in te schakelen op deze switchpoorten, dient u de STP FastPort-functie op die poorten in te schakelen, zodat deze poorten onmiddellijk kunnen overschakelen naar de doorstuurmodus. PortFast zet de poort onmiddellijk in STP-doorstuurmodus na koppeling. De poort neemt nog steeds deel aan STP. Als de poort echter onderdeel van de lus moet zijn, gaat deze uiteindelijk over naar de STP-blokkeermodus.
Opmerking: PowerConnect-switches worden standaard ingesteld op RSTP (Rapid Spanning Tree Protocol). Dit is een evolutie in STP die zorgt voor snellere Spanning Tree-convergentie en de voorkeur geniet boven STP.
Zo schakelt u Rapid Spanning Tree Protocol (RSTP) in:
console> enable
console# configure
console(config)# spanning-tree mode rstp
Om PortFast in te schakelen, moet u de PortFast-opdracht spanning-tree gebruiken. De volgende stappen zijn voorbeelden van het gebruik van deze opdracht om PortFast in te schakelen:
De volgende stappen zijn een voorbeeld van het gebruik van deze opdracht om PortFast in te schakelen op een enkele poort - poort 10 van PC8024-switch #1 in een stapel:
console> enable
console# configure
console(config)# interface ethernet 1/xg10
console(config-if-1/xg10)# spanning-tree portfast
console(config-if-1/xg10)# end
console# copy running-config startup-config
console# exit
De volgende stappen zijn een voorbeeld van hoe u PortFast kunt inschakelen op alle poorten in een PowerConnect 62xx/8024/8024F-switchstapel:
console> enable
console# configure
console(config)# interface range ethernet all
console(config-if)# spanning-tree portfast
console(config-if)#end
console# copy running-config startup-config
console# exit
Flowbesturing configureren
Flowbesturing is standaard uitgeschakeld op de PowerConnect 62xx-switches. Om flowbesturing in te schakelen op alle poorten van de switch, gebruikt u de opdracht ‘flowcontrol’.
Opmerking: Flowbesturing is standaard ingeschakeld op de PowerConnect 8024/8024F-switches
Voer de volgende opdrachtregels in om flowbesturing in te schakelen op alle poorten van een PowerConnect 6248:
console> enable
console# configure
console(config)# flowcontrol
console(config)# exit
console# copy running-config startup-config
console# exit
Opmerking: Dell PowerVault MD32xxi/MD36xxi en Dell EqualLogic storage-arrays worden automatisch geconfigureerd voor de switch als flowbesturing is ingeschakeld.
Stormbesturing configureren
Een 'verkeersstorm’ vindt plaats wanneer een grote uitvoer van pakketten buitensporig netwerkverkeer genereert dat de netwerkprestaties verslechtert. Veel switches hebben een stormbesturingsoptie om te voorkomen dat de poorten worden verstoord door uitzendings-, multicast- of unicast-verkeersstormen van fysieke interfaces. Deze functies werken normaal gesproken door netwerkpakketten te negeren wanneer het verkeer op een interface een percentage van de totale belasting bereikt (standaard vaak 80 procent).
Aangezien iSCSI-verkeer unicast-verkeer is en vaak gebruikgemaakt van de volledige verbinding, is het raadzaam dat u unicast-stormbesturing uitschakelt op switches die iSCSI-verkeer afhandelen om te voorkomen dat enig verlies van pakketten optreedt. We raden het gebruik van uitzending- en multicast-stormbesturing echter wel aan.
De volgende stappen zijn een voorbeeld van het gebruik van de opdrachten om unicast uit te schakelen en multicast/uitzending-stormbesturing in te schakelen op een enkele poort - poort 10 van PC6248-switch nummer 3 in een stapel:
console> enable
console# configure
console(config)# interface ethernet 3/g10
console(config-if-3/g10)# no storm-control unicast
console(config-if-3/g10)# storm-control multicast
console(config-if-3/g10)# storm-control broadcast
console(config-if-3/g10)# end
console# copy running-config startup-config
console# exit
De volgende stappen zijn een voorbeeld van de configuratie van de storm control op alle poorten in een PowerConnect 62xx/8024/8024F switch:
console> enable
console# configure
console(config)# interface range ethernet all
console(config-if)# no storm-control unicast
console(config-if)# storm-control multicast
console(config-if)# storm-control broadcast
console(config-if)#end
console# copy running-config startup-config
console# exit
Jumboframes configureren
Dell raadt u aan jumboframes in te schakelen op de switchpoorten die iSCSI-verkeer afhandelen. Jumboframes zijn standaard
niet ingeschakeld. Om jumboframes op de Powerconnect 62xx/8024/8024F-switch in te schakelen, gebruikt u de MTU-interfaceconfiguratie-opdracht met een parameter van 9216.
De volgende stappen zijn een voorbeeld van het gebruik van de opdrachten om het jumboframe in te schakelen op een specifieke poort - poort 10 van PC8024-switch nummer 1 in een stapel:
console> enable
console# configure
console(config)# interface ethernet 1/xg1
console(config-if-1/xg1)# mtu 9216
console(config-if-1/xg1)# end
console# copy running-config startup-config
console# exit
De volgende stappen zijn een voorbeeld van de configuratie van jumboframes op alle poorten in een PowerConnect 62xx/8024/8024F switch:
console> enable
console# configure
console(config)# interface range ethernet all
console(config-if)# mtu 9216
console(config-if)#end
console# copy running-config startup-config
console# exit
Opmerking: Jumboframes moeten worden ingeschakeld in de gehele iSCSI-SAN voor alle NIC's, switches en storage-array-poorten, anders kan het gedrag inconsistent zijn.
Opmerking: Als jumboframes op de juiste manier worden ingeschakeld in de gehele iSCSI-SAN, worden de Dell PowerVault MD32xxi/MD36xxi en Dell EqualLogic storage-arrays automatisch geconfigureerd om jumboframes te verwerken. Als gevolg hiervan is geen configuratie van jumboframes vereist op deze storage-arrays.
Een Link Aggregated Group (LAG) configureren
Wanneer u twee of meer ethernet-switches voor iSCSI-verkeer hebt, is het raadzaam om een Link Aggregated Group (LAG) te maken door Interswitch Links (ISL) te hebben voor redundantie, prestaties en betere schaalbaarheid.
Het aantal verbindingen of ethernet-poorten in de LAG per switch dient idealiter gelijk te zijn is aan het aantal actieve ethernet-interfaces op alle iSCSI-storage-arrays die zijn aangesloten op de switch. Als u bijvoorbeeld twee switches hebt aangesloten op twee arrays en elke switch twee actieve array-netwerkverbindingen heeft, moet de LAG idealiter een aggregaat zijn van ten minste vier Ethernet-poorten.
Opmerking: Een stacking bus wordt ten zeerste aanbevolen als een groot aantal beschikbare poorten wordt gebruikt voor de LAG, of de beschikbare poorten een premium zijn.
De volgende stappen zijn een voorbeeld van de configuratie van de LAG die bestaat uit vier poorten - poorten 21-24 die zijn gekoppeld tussen twee PowerConnect 8024-switches. Het is noodzakelijk om jumboframes in te schakelen op de LAG.
Switch 1:
console> enable
console# configure
console(config)# interface range ethernet 1/xg21-1/xg24
console(config-if)# channel-group 1 mode on
console(config-if)# mtu 9216
console(config-if)# exit
console(config)# interface port-channel 1
console(config-if-ch1)# mtu 9216
console(config-if-ch1)# end
console# copy running-config startup-config
console# exit
Switch 2:
console> enable
console# configure
console(config)# interface range ethernet 1/xg21-1/xg24
console(config-if)# channel-group 1 mode on
console(config-if)# mtu 9216
console(config-if)# exit
console(config)# interface port-channel 1
console(config-if-ch1)# mtu 9216
console(config-if-ch1)# end
console# copy running-config startup-config
console# exit
Verwijzingen: