Door: Hans Timmerman, CTO Dell Nederland
We zien in razend tempo nieuwe digitale toepassingen ontstaan op basis van techniek die afgelopen decennia is ontwikkeld. Deze toepassingen zijn vaak niet specifiek en zijn daardoor dus op allerlei verschillende gebieden anders toe te passen. We zien een enorme multiplicatie van ontwikkelingen, die elk op zich weer tot aangrenzende ideeën en toepassingen leiden. Dit is vergelijkbaar met het proces dat ook bij kernsplitsing plaatsvindt: een explosie van innovatie op werkelijk elk gebied.
Maar die innovatie kan alleen plaatsvinden als men de daarvoor noodzakelijke techniek ook in huis heeft, begrijpt en kan toepassen. En daar ligt een heikel punt. Want in het kader van ‘kennis is macht’ is er wereldwijd een zoektocht gaande naar beschikbare technologie en dat leidt tot (meer) spionage, diefstal en omkoping. Hierop wordt gereageerd met extra beschermende maatregelen, niet alleen door bedrijven maar zeker ook door landen. We zien momenteel vooral in de VS de ontwikkeling van groeiende marktprotectie en groeiend defensief tegen industriële spionage.
China
Vooral China ontwikkelt zich in snel tempo. Momenteel zijn negen van de twintig grootste technologiebedrijven Chinees. Het land heeft de grootste radiotelescoop ter wereld gebouwd en kan de snelste supercomputer claimen. In 2016 lanceerde het ’s werelds eerste kwantum communicatiesatelliet. De ambities van recente regeringsplannen zijn verreikend: excelleren in gebieden als 5G mobiele techniek en wereldleider worden op het gebied van kunstmatige intelligentie.
Geen wonder dat andere ontwikkelde landen deze ambities met enige zorg aanzien. Met hun gestuurde economie heeft China een enorm ontwikkelpotentieel. Onderstaand plaatje geeft die potentie goed weer.
Bron: MIT technology Review: China Rules
De afgelopen vijfentwintig jaar groeide de overheidsinvesteringen voor research en ontwikkeling met een factor dertig. In 2017 verwierf China achtenveertigduizend patenten, slechts achtduizend minder dan de score van de VS in datzelfde jaar. De patentgroei in de VS is echter minder dan een procent, terwijl de patentproductie in China jaarlijks met dertien procent stijgt. Kortom: China is aan het uitgroeien tot de grootste producent van octrooien.
De output van China stijgt enorm en staat volgens de US National Science Foundation op de eerste plaats in de wereld – vóór de VS – in het aantal wetenschappelijke en technische artikelen die worden gepubliceerd in internationale tijdschriften. En in Artificial Intelligence, een belangrijk strategisch gebied van de overheid, staat China wereldwijd ook op 1 in zowel gepubliceerde artikelen als verleende patenten.
Kwantiteit versus kwaliteit
Als men beter naar de kwaliteit van de patenten kijkt, dan blijkt echter een groot deel niet binnen vijf jaar te worden vernieuwd. Veel patenten zijn dan ook junk-patenten die weinig of geen nieuwheidswaarde hebben. De nadruk op publiceren heeft geleid tot een zwarte markt in academische publicaties die door schimmige ghostwriting-bureaus worden geschreven. Salarissen van hoogleraren zijn vaak afhankelijk van het aantal publicaties dat in geïndexeerde tijdschriften wordt gepubliceerd. En voor bedrijven zijn lucratieve innovatiesubsidies afhankelijk van het verkrijgen van grote aantallen patenten.
Zowel nationale als provinciale overheden besteedden aanzienlijke sommen contant geld om de tienduizenden in het buitenland wonende Chinese onderzoekers terug te halen, redenerend dat ze China kunnen ondersteunen met binnenlandse innovatie. Subsidieontvangers kregen lucratieve herhuisvesting-bedragen aangeboden, samen met salarissen die ver boven de lokale norm lagen. Dit is de andere zijde van een overheid gestuurd systeem: iedereen gaat zich gedragen naar wat de verwachte norm is en waar subsidies zijn.
Meetbaar
Een neveneffect van het enthousiasme voor meetbare resultaten is dat minder meetbare gebieden zoals lesgeven en mentoring hebben geleden. Onderzoekers worden alleen beloond voor hun individuele prestaties; daardoor is het enthousiasme om langdurig in grotere projecten samen te werken klein. De president van de Chinese Academie van Wetenschappen klaagde onlangs dat China meer wetenschappers nodig heeft die een decennium willen investeren in research of onderzoek. Want de uitgaven voor R&D zijn wel enorm gestegen, maar een groot deel van dat geld wordt besteed aan luxe auto’s, steekpenningen en minnaressen.
In de provincie Guangdong schatten wetenschappers dat 30% van het geld dat wordt ingezet om buitenlandse wetenschappers terug te lokken naar China is gebruikt als beurs voor een betaalde studievakantie. Dit in de vorm van een betaald sabbatical in het thuisland en een mooie vakantieperiode waarin men de familie weer kan opzoeken. Deze wetenschappers leverden derhalve weinig duurzame bijdragen aan het onderzoek in China zelf en keerden na afloop weer snel terug naar hun banen in het westen die ze wisten aan te houden. Een terugkeer mede omdat het toezicht dat de Chinese partij houdt op die gastwetenschappers voor velen te strikt is.
Innovatie
De toonaangevende technologiebedrijven Baidu, Alibaba en Tencent, vaak aangeduid als BAT, hebben in het verleden enorm weten te profiteren van het blokkeren van buitenlandse bedrijven, censuur en anti-concurrerende maatregelen van de overheid. Maar de belangrijkste innovatie komt momenteel van start ups die bereid zijn ideeën uit te proberen die niet zijn gepland of elders niet zijn bewezen. De geïntegreerde QR-scanner die mobiele betalingen mogelijk maakt, was de basis van het succes van apps als WeChat en Alipay. Deze QR-codes verbinden de offline en online wereld en de mobiele betaalmarkt in China wordt momenteel 40 keer zo groot geschat als in de VS. Van ‘copycat’ is China langzaam verandert in een serieuze innovator waarbij Amerikaanse bedrijven nu ideeën uit China ‘lenen’.
Het is nu echter de interne concurrentie die de innovatie stuurt en niet meer de Chinese overheid. Volgens het World Economic Forum produceert het midden- en kleinbedrijf 80% van de innovatieve producten in China. De eerste golf van Chinese innovatie zat in de politieke bedrijfsmodellen van de overheid, maar de tweede golf komt overduidelijk door het MKB. De grote Chinese technologiebedrijven zetten momenteel buitenlandse R&D-faciliteiten op. Dat maakt het mogelijk om buiten officiële staatsprojecten om wereldwijd onderzoek te doen en buitenlandse researchers aan te trekken.
Maar het maakt het voor de Chinese overheid ook lastiger om hier toezicht op te houden en dat kan soms wringen. Samen met de groeiende Westerse marktprotectie en het defensief tegen industriële spionage leidt dit tot een schimmige koude ‘technologie’ oorlog in de wereld. Een koude oorlog die het uitwisselen van wetenschappelijke informatie beperkt en innovatie inperkt tot een selectere groep van bedrijven. Het is een situatie waarin export van technologie beperkt wordt en onder strikt toezicht wordt gesteld. Ondanks het feit dat de vorige koude oorlog een enorme push teweegbracht voor research en ontwikkeling – het leverde ons de chip, ruimtevaart en het internet op – is het de vraag of we als samenleving op deze nieuwe koude oorlog zitten te wachten.